IMG_4365 (Kopie)NIEUW-LEKKERLAND / PAPENDRECHT – Arthur (22) uit Papendrecht botste 14 april 2013 met de auto van zijn moeder tegen een boom langs de Schoonenburgweg in Nieuw-Lekkerland. Hij raakte daarbij ernstig gewond. De Papendrechter moest door de brandweer uit zijn auto worden bevrijd. Het auto-ongeval betekende voor Arthur onder meer het verlies van zijn langetermijngeheugen. Wie hij vroeger was, kan hij zich niet herinneren.

Ilse Lahnstein, student journalistiek tekende het verhaal van Arthur op. Het verhaal is hieronder te lezen.

Een auto-ongeluk betekende voor Arthur (22) verlies van zijn langetermijngeheugen. Wie hij vroeger was, kan hij zich niet herinneren.

“Het is alsof ik al twee jaar in een droom zit. Sinds mijn ongeluk zijn mijn ouders, zusje en vrienden mijn wandelend geheugen. Daar ben ik van afhankelijk. Ik heb me erbij neergelegd dat ik mijn geheugen nooit terugkrijg. Het heeft mijn interpretatie van de wereld veranderd. Alles komt anders mijn hersenen binnen.”

S-bocht
Het is 14 april 2013, vijf uur in de ochtend. Arthur rijdt met twee vrienden, één naast hem en één op de achterbank, in de auto van zijn moeder op de Schoonenburgweg in Nieuw-Lekkerland. Hij is uit geweest in Dordrecht, maar heeft geen alcohol op. Op de weg is een snelheid van 80 kilometer per uur toegestaan. “Ik reed zo’n vijf tot tien kilometer harder.” Arthur kan het zich niet meer herinneren. Hij heeft het van zijn vrienden moeten horen. ,,Er was een soort slip op de weg ontstaan, omdat het twee weken droog was geweest en het de avond ervoor had geregend. Ik had nog maar een halfjaar mijn rijbewijs, was een onervaren bestuurder. En de weg was niet verlicht.”
Een S-bocht. Eerst een bocht naar links, dan een scherpe naar rechts. ,,Daar vloog ik met zo’n 50 kilometer per uur uit de bocht en knalde de auto met de bestuurderskant tegen een boom.”

Drie ambulances, een traumahelikopter, een brandweerwagen en een politieauto komen op het auto-ongeluk af, nadat een toevallige voorbijganger die uit zijn nachtdienst komt, ze alarmeert. Arthur is buiten bewustzijn en zit met zijn benen bekneld. De brandweer moet het dak van het autowrak knippen om hem eruit te krijgen. Zijn vrienden kunnen zelfstandig uit de auto komen, de één heeft last van zijn heup, de ander een lichte hoofdwond.
Arthur’s ouders en zusje worden ingelicht en rijden om 6 uur ’s ochtends van een familieweekend in Groningen terug naar Papendrecht. “’Bereid u voor op het ergste’ zei de politie tegen ze.”

Arthur laat een krantenartikel en foto’s van het auto-ongeluk zien. Het autodak en de deur aan de bestuurderskant zijn platgedrukt. De voorruit zit er nog in, maar is gebarsten en de ruitenwissers staan alle kanten op. Het autowrak staat tussen een verkeersbord en de boom in. “Het is een gevaarlijke plek door die bocht. De boom is weggehaald. Ik hoorde dat daar voor mijn ongeval al twee ongelukken waren gebeurd.” Op één foto zit Arthur nog in de auto, door de voorruit is een deel van zijn arm te zien. Arthur voelt er niets bij. “Ik heb er geen herinnering aan. Iedereen zegt dat ik geluk heb gehad, dat ik dood had kunnen zijn.”

Scheurtjes in oogkassen

Arthur wordt naar de intensive care van het Erasmus MC in Rotterdam gebracht, waar hij één dag in coma ligt. ,,Mijn linkerarm was verbrijzeld, daar is een pin in gezet. Ik heb waarschijnlijk uit een reflex mijn arm voor mijn hoofd gehouden. Die zat in mijn ogen gedrukt. Mijn oogkassen waren rood en blauw doorlopen en er zaten scheurtjes in. Verder zat er een scheurtje in mijn knieschijf, maar daar heb ik geen last van gehad.”

Als hij uit zijn coma ontwaakt, blijkt er niets van zijn korte- en langetermijngeheugen over te zijn. ,,Ik kon vijf tot tien seconden iets onthouden en daarna vergat ik het weer.” In de twee weken dat Arthur in het ziekenhuis ligt, is hij jarig. Ook zoiets wat hij zich niet herinnert. “Toen mijn geheugen terugkwam, was ik twintig. Maar ik voelde me zeventien. Dat was het meest recente jaartal dat me bijstond. Van mijn achttiende en negentiende herinnerde ik me niets.”
De twee weken in het ziekenhuis en de anderhalve maand daarna in het revalidatiecentrum, zijn aan Arthur voorbij gegaan. Hij herinnert zich alleen nog twee flitsen. “Mijn eerste herinnering van na het auto-ongeluk is dat ik met twee vrienden, waarvan er één ook in de auto zat, op een bankje in het revalidatiecentrum zat. En in het ziekenhuis keek ik met mijn vader naar een film. Twee seconden weet ik daar nog van. Het is raar hoe dat werkt in je hersenen.”

Geen zwart gat
Zijn kortetermijngeheugen is terug. Niet zoals voor het ongeluk, “vroeger kon ik een uur voor een toets nog leren, nu lukt me dat niet meer”, maar hij kan ermee leven. Van zijn langetermijngeheugen zal Arthur last blijven houden. “Tot een maand na het ongeluk vertrouwde ik erop dat mijn geheugen zou terugkomen. Maar toen kreeg ik te horen dat mijn kortetermijngeheugen zich kon herstellen en dat mijn langetermijngeheugen weg zou blijven. Ik denk dat ik er toen erg over inzat, maar dat kan ik me niet herinneren.”

Vlak na zijn ongeluk werd Arthur elke dag met zijn geheugenverlies geconfronteerd. Sinds een halfjaar is dat minder. “Toen ik thuis kwam, herkende ik mijn huis nog maar ik wist niet wat er 200 meter rondom was. Inmiddels weet ik weer de weg naar school en naar huis. Ik weet dat ik vroeger een makkelijker leven leidde, maar ik herinner het me niet. Ik heb geprobeerd herinneringen van vroeger boven te halen.”
Toch is het geen zwart gat voor Arthur hoe zijn leven voor het ongeluk was. “Zo erg is het niet. Ik weet de grote lijnen van mijn jeugd nog, zoals dat we een boot hadden in de zomervakantie. Soms komt er onverwachts een gevoel van vroeger terug, een soort herinnering. Vooral bij muziek of als ik met vrienden in eenzelfde situatie ben als vroeger. Maar ik kan niet altijd plaatsen bij welke herinnering dat gevoel hoort.”

Uit evenwicht
De immense klap tegen de boom had niet alleen geheugenverlies tot gevolg. Door de beschadigingen in zijn hoofd, raakte de aansturing vanuit Arthur’s hersenen uit evenwicht. “Mijn ogen lopen niet synchroon. Het beeld is dubbel en een beetje naar binnen gekanteld. Dat beïnvloedt mijn evenwichtsorgaan. De hoeken en naar onder toe zie ik dubbel en vanaf ongeveer de helft naar beneden toe loopt het beeld uit elkaar. Als ik wat heb laten vallen, zie ik de grond dubbel en een beetje gekanteld. Je hersenen kunnen het dubbelzien corrigeren, maar het kantelen niet. Over een halfjaar word ik daaraan geopereerd.”

Een jaar na het ongeluk kreeg Arthur last van angsten, die volgens hem komen doordat hij na het ongeluk geen houvast had aan de realiteit. “Ik herkende mijn ouders, zusje en vrienden toen ik uit mijn coma kwam, maar mijn geheugen was weg. Ik kon niet herinneren wat ik allemaal met ze had meegemaakt en hoe ik voor het ongeluk was.” Eén van die angsten is dat hij gebeurtenissen steeds opnieuw meemaakt. “Het is alsof ik iets al heb meegemaakt en dat het dan nog een keer gebeurt. Misschien heb ik al duizenden keren met jou gesproken.”

Een vriend had een tijdje last van depersonalisatie en herkende Arthur’s angsten daarin. “Depersonalisatie is volgens mij dat je jezelf niet herkent, alsof je er afstand van neemt en je eigen identiteit niet meer kunt bevatten. Daar zijn mijn angsten mee te vergelijken.” Arthur staart secondeslang voor zich uit. “Maar ik zou niet willen zeggen dat ik niet weet wie ik ben. Ik ben een kalm en rustig persoon en dat was ik voor het ongeluk ook.”

Er is nog een angst die hem weleens overvalt, maar hij vindt het moeilijk om uit te leggen wat er in zijn hoofd gebeurt. “Nee, het is niet uit te leggen.” Hij denkt na. “Soms heb ik het gevoel alsof ik naar achter word gezogen en dat ik bij alles wat ik doe naar een televisiescherm kijk. Dat ik geen invloed heb op wat er gebeurt en dat ik daardoor dingen steeds opnieuw meemaak.”

Slaappillen
Arthur staart stilzwijgend voor zich uit. “Sorry, ik word echt heel erg moe nu.” Hij wrijft zuchtend met zijn handen over zijn gezicht. “Ik heb ook vermoeidheid en concentratieproblemen aan het ongeluk overgehouden. Het eerste halfjaar na mijn ongeluk ging het nog wel, ook al had ik in het ziekenhuis al last van vermoeidheid en angsten. Maar ik was gedesillusioneerd en zat onder de morfine om rustig te blijven. Dat waren de twee slechtste twee weken uit mijn leven, ook al herinner ik me er niet veel van. De afgelopen anderhalf jaar slaap ik slecht. Sinds twee dagen slik ik slaappillen, melatonine. Ik heb veel slaap nodig, een uur of negen per nacht. Dat was in het begin nog erger.”
Hij zou om negen uur ’s avonds naar bed moeten, maar daar houdt hij zich niet altijd aan. “Ik heb eindexamens volgende week, dan wil ik ’s avonds nog doorleren. Maar ik word vooral angstig bij mentale inspanning en als ik moe ben, dan wil ik niet gaan slapen.”

Het wordt Arthur toch wat te veel. Hij is moe, kan zich niet meer concentreren. De buitenlucht helpt, wandelen door zijn buurt, dus dat doen we. Met poes Dot achter ons aan, vanaf dat we weg gaan tot we weer terug zijn bij Arthur’s huis. Af en toe maakt hij een hoge rug, als er een buurthond langsloopt. “Ik kreeg Dotje volgens mij na mijn ongeluk. Toen ik uit het revalidatiecentrum kwam, was ik veel thuis. Ze is met mij opgegroeid en loopt altijd achter mij aan.”

Eindexamens
Sinds een jaar gaat Arthur weer naar school. Hij zit in zijn examenjaar van de havo, waar hij mee bezig was toen hij het ongeluk kreeg. “Ik heb nooit wat aan school gedaan, zat op het Gymnasium maar bleef drie keer zitten. Ik deed havo vier en vijf in één jaar en ging naar de vavo. Toen ik daar weer een jaar over moest doen, nam ik me voor mijn achterstand in te halen. Ik stond op tijd op, ging weer naar school en haalde achten en negens voor toetsen. Tot ik vlak voor mijn eindexamens het ongeluk kreeg.”

Het verlies van zijn langetermijngeheugen betekent niet dat Arthur zich niet herinnert wat hij in de afgelopen jaren op school leerde. “Ik kan me bepaalde gebruiken nog herinneren, maar het is erg selectief. Ik weet vooral nog wat ik interessant vond. Ik moest mezelf vooral weer aanleren om te leren en een dagelijks ritme te hebben.”
Engels heeft hij gehaald, maar verder moet Arthur nog alle vakken halen. Hij zet door, ondanks zijn vermoeidheid en concentratieproblemen. “Een paar maanden geleden trok ik het niet meer om naar school te gaan. Ik besefte me ineens wat me was overkomen. Sinds twee weken ben ik weer aan het leren.”
Blind vertrouwen
Sinds het ongeluk is de band die hij met zijn vrienden had nog sterker geworden, ook al herkende hij ze in het ziekenhuis niet meteen. “In die twee maanden kwamen om de dag wel twee vrienden op bezoek. Ik was afhankelijk van mijn ouders, zusje en vrienden, heb ze blind moeten vertrouwen. Ik heb een sterk moreel besef gekregen, zou nooit meer iets doen wat niet mag. Ik denk dat ik vroeger gesloten was en dat ik na mijn ongeluk opener ben geworden. Ik had vroeger weleens smoesjes tegen mijn ouders over waarom ik te laat thuis was, maar liegen doe ik niet meer. Ik moet gokken waardoor dat komt, maar ik denk omdat ik in een korte periode zo close ben geworden met mijn vrienden en ouders. Ze waren mijn wandelend geheugen na het ongeluk, maar ik heb ook weer nieuwe herinneringen met ze gemaakt.”

De vrienden die tijdens het ongeluk bij Arthur in de auto zaten, rekenen hem het ongeval niet aan. “Zij waren vooral geschrokken, ik heb het natuurlijk niet meegemaakt. Ze zitten er vooral mee dat we om 5.00 uur in de ochtend zijn gaan rijden.”
Autorijden doet Arthur nog steeds. Een jaar na zijn ongeluk nam hij weer rijlessen. “Bij mijn eerste rijles keek ik tot vijf meter voor de auto en lette ik niet op wat er om me heen gebeurde, maar na drie lessen kon ik weer rijden. De regels wist ik nog, maar de verkeersborden heb ik opnieuw moeten doornemen. Ik heb volgens mij nog een test moeten doen om weer de weg op te mogen, maar dat weet ik niet zeker.”
Arthur kan zich ook niet herinneren dat hij weer voor het eerst alleen in de auto zat na zijn ongeluk. “Ik denk dat het hetzelfde was als toen ik voor het eerst mijn rijbewijs had. De eerste maanden ben ik alleen van Papendrecht naar mijn school in Dordrecht gereden en weer terug.” Last van zijn ogen heeft hij niet tijdens het rijden. “Een dubbel en gekanteld beeld heb ik alleen als ik naar onder kijk.”

Incasseren
Hij is niet bang om weer een auto-ongeval te krijgen. “Ik kan me het ongeluk niet herinneren, dus heb daar ook geen last van gehad.” Dat verklaart misschien ook Arthur’s levensvisie die volgens hem is veranderd. “Ik zou het niet erg vinden als ik een dodelijk ongeluk zou krijgen. Het gaat er niet om hoe lang je leeft, als je maar gelukkig bent. Ik denk dat ik gelukkig ben, maar ook angstig, onrustig, zenuwachtig en stressvol. Ik wil mijn eindexamens halen, daar hangt veel vanaf. Dan kan ik de periode van het ongeluk achter me laten en verder met mijn leven.”
Zodra dat gebeurt, mogen Arthur en zijn zusje op kosten van hun ouders naar Noorwegen. “Ik wil daar een jaar blijven en misschien nog verder reizen. Wat ik daarna voor werk zou willen doen, weet ik nog niet. Misschien ga ik verder studeren om in een ziekenhuis te werken, om mensen te helpen.“

Arthur kan zich druk maken over zijn toekomst, maar hij weet zeker dat dat vroeger erger was. “Het auto-ongeluk is zo erg voor mij geweest dat alle tegenslag die ik nog krijg, relatief weinig voorstelt. Als ik niet zou slagen zou ik dat erg vinden, omdat dat met mijn ongeluk heeft te maken. Ik weet dat er ergere dingen zijn. Ik kan nu incasseren, maar misschien kon ik dat voor mijn ongeluk ook al.”

*Arthur wil anoniem blijven.

 

IMG_4365 (Kopie) IMG_4383 (Kopie) IMG_4411 (Kopie)  IMG_4442 (Kopie) IMG_4463 (Kopie) IMG_4479 (Kopie) IMG_4485 (Kopie) IMG_4496 (Kopie)

 

Deel dit bericht via...